Emo Verkerk, 2005, 'sperwer', R.v.s. en brons foto: Stroom Den Haag
Emo Verkerk, 'Sperwer', 2005
Tussen de glimmend roestvrijstalen buizen op de sokkel van Emo Verkerk (1955) ontdek je pas als je dichterbij komt een zwarte vogel. Het werk doet in de verte denken aan het beeld van een wegvliegende eend ('Lente-eend', 1990), dat de kunstenaar maakte kort nadat zijn vader was overleden. Het wegvliegen van de eend wordt daarin gesuggereerd door de golvende beweging van het materiaal. In het sokkelbeeld doet Verkerk iets vergelijkbaars. De buizen doen denken aan een kooi, maar zouden ook de vlucht van een sperwer kunnen verbeelden.
Het sokkelbeeld is eigenlijk niet makkelijk te herkennen als een ‘Verkerk'. Hij geniet vooral bekendheid met zijn portretten, eigenlijk collages van beschilderde stukken doek, hout of karton, waarmee hij gelijk na het afronden van de Ateliers '63 in 1980 de kunstwereld veroverde. Aanleiding voor die portretten was een inspirerend interview met de Britse schilder Francis Bacon, dat hem ervan overtuigde dat een kunstwerk een eigen zeggingskracht moest bezitten. Voor Verkerk betekent dit dat je je als kunstenaar sterk verbonden moest voelen met het onderwerp. Zo kwam hij ertoe door hem bewonderde schrijvers, musici en beeldend kunstenaars in beelden te vatten. Daartoe geeft hij hen attributen en een omgeving mee die passen in zìjn idee over hen.
Na alle media-aandacht in de jaren tachtig begon Verkerk geleidelijk twee soorten werken te maken: enerzijds meer traditioneel geschilderde portretten en landschappen, en anderzijds geassembleerde objecten, zoals de vogels. In tegenstelling tot zijn portretten maakte hij deze uit het hoofd, ‘origineel en zonder reflectie'. De vogels zijn samengesteld uit stukjes restmateriaal, zoals hout, een deurknop of een dobber, soms nog beschilderd. Het sokkelbeeld met het dopje als snavel is een in roestvrij staal en brons gegoten assemblage.