Resultaten Workshops Writerskitchen

Hieronder enkele resultaten van de Schrijfworkshops Tales To Tell die worden gegeven door Kathy Mathys van Writerskitchen in het kader van de tentoonstelling exformation van Agnieszka Kurant.

Lees hier bijdragen van: Zaïda Oenema, Mylene Siegers, Christian van Kooy, Petra Knötschke, Marc van Bilderbeek

Boodschappen

door Zaïda Oenema

"Mag ik een bonnetje?" mompelde hij aan de kassa. Hij keek vlug op, streek een lok haar voor zijn ogen weg en glimlachte. Althans, dat hoopte hij. Het voelde meer aslof zijn mond zich tot een streep vertrok en zijn kaken verkrampten in iets dat op een grijns leek waardoor hij er eerder gepijnigd dan charmant uit zag. Met het bonnetje in zijn hand veegde hij de boodschappen in de gele plastic zak die volledig bedrukt was met de naam van de winkel. Maar ook dat was een vermoeden, want Chinese karakters kon hij immers niet lezen. Misschien stond er wel Vind nu de partner van uw leven! of Hollands eten is heus niet zo lekker.

Het was nu al de tweede keer vandaag dat hij in de winkel kwam en eigenlijk wist hij niet zo goed waarom. Hij had thuis immers zorgvuldig zijn lijstjes geschreven en opgevolgd. Voor elke dag een.

Dinsdag.
brood
pindakaas
joghurt
noodles
paprika
champignons.

En nu had hij zijn eigen regels overtreden. Hij had het boodschappenlijstje van de volgende dag gebruikt:

Woensdag.
rijst
kip
broccoli
melk.

Hij liep de winkel uit en vroeg zich af wat zijn volgende stap zou zijn. Hij had twee opties: Morgen geen boodschappen doen óf een extra lijst maken en doen alsof hij vandaag niets had gekocht. Normaliter hoefde hij nooit na te denken over zijn handelen. Dat deed hij de avond ervoor. Dan schreef hij een lijstje met hoe hij zijn dag zou invullen zodat hij alles netjes kon afvinken en tevreden berusten in het feit dat hij een dat hij een geolied radertje was dat soepel meedraaide in het grotere geheel. Natuurlijk liet hij ruimte over voor improvisatie. Zoals wanneer er een mogelijkheid voor een gesprek zou ontstaan. Voor vandaag had hij zelfs een extra lange tijd open gehouden voor het moment nét nadat hij om het bonnetje zou vragen. Ze zag er altijd zo lief en behulpzaam uit en rook zo lekker naar kokos. Hij zou haar misschien vragen hoe je de kip het beste zou kunnen klaarmaken. Ze zag eruit alsof ze dat wel wist en die kennis met liefde met hem zou willen delen. Maar hij had niets gevraagd, hij had gegrijnsd als een idioot en nu stond hij op de stoep voor de winkel zich zwetend af te vragen hoe hij nu verder moest.

Hij hapert, zijn vermogen tot handelen staat stil. Dan voelt hij kort een zachte hand in de zijne. Hij voelt hoe er een papiertje in de palm van zijn hand wordt gedrukt. De geur van zoete kokos hangt in de lucht. Hij vouwt het briefje open en leest

Donderdag:
zoete aardappel
thee
chocolade
koekjes.

Aardnootjes

door Mylene Siegers

Er is nog iets van haar lichte tred van vroeger zichtbaar als ze de kapel uitkomt. Alleen haar wandelstok verraadt haar leeftijd.
Ze knippert tegen het zonlicht als Albert haar buiten begroet.
"Ha ouwetje, genoeg weesgegroetjes voor vandaag?"
Ze heeft hem een jaar niet gezien en vervloekt hem nu al.
Rosa bromt wat en plant haar wandelstok iets steviger in de grond alsof ze wil voorkomen dat ze hem er een mep mee geeft.
Hij lacht zijn witte tanden bloot en roept haar wat na. Ze negeert het en loopt stug door.
Onderwijl gaan haar gedachten naar Herman en hoe Albert haar aan hem doet denken.
Haar wandelstok klikt nog harder op de straat en met iedere stap verbaast ze zich over de kracht die ze voelt in haar hand. Die hand waarmee ze de steen had opgetild.
Nee! Daar wilde ze niet aan denken. Niet nu! Niet vandaag!
Ze loopt naar het kraampje van de Indiër en koopt een pond pinda's.

De simpele handeling van het kopen van de aardnootjes en het onuitgesproken begrip tussen haar en de Indiër kalmeert haar.
Ze gaat in gedachten terug naar het moment waarop ze voor het eerst ongepelde pinda's at en dat ze tot op de dag van vandaag de schoonheid van deze gebeurtenis koestert.
Alsof ze weigert de lelijkheid te laten zegevieren.
De verliefdheid, de charme, de ontdekking met Herman mag nooit teniet gedaan. Dat staat vast.
Aggi houdt even op met zijn gitaarspel als Rosa het parkeerterrein betreedt.
Hij begroet haar met respect voordat ze haar caravan instapt. Inmiddels toch wat vermoeid neemt ze plaats op haar favoriete stoel en zucht.
Als Dominique in de deuropening verschijnt zit Rosa nog steeds met het zakje pinda's in haar hand. "Rosa ik heb een brief van het bevolkingsarchief in Bonn."
Ze omklemt het zakje met de nootjes iets steviger en voelt haar hart versnellen. Meer dan "Lees voor" brengt ze niet uit.
Dominique's ogen flitsen over het papier.
"Ze heet Eva-Maria Schröder en woont in Bonn".
Rosa's tranen vallen op het zakje nootjes.
Na 67 jaar heeft ze haar kind gevonden. Het kind van haar en Herman. Het kind dat hij niet wilde, omdat hij getrouwd bleek. Hij had de jonge Rosa hooghartig uitgelachen toen ze zei dat ze de baby wilde houden. Huilend was ze het tuinpad afgerend en gevallen over de steen. De steen die ze even later ophief boven het hoofd van Herman.
Ze was gevlucht en voor het eerst had het feit dat ze een Roma was in haar voordeel gewerkt. Ze was onvindbaar.
Haar kindje had ze door armoede af moeten staan nadat ze in het geheim bevallen was. En nu na 67 jaar zoeken heeft haar kind een officiële naam en verblijfplaats.
Ze vult haar longen met lucht als ze de lallende Albert over het parkeerterrein aan ziet komen lopen.
Ze knijpt haar ogen samen maar ontspant vrijwel direct.
Ze heeft haar kind gevonden en daar kan geen onbetrouwbare, respectloze, hooghartige, charmante kwal wat aan veranderen.

Geen Herman en zeker geen Albert.

Zonder titel

door Christian van Kooy

Ze zit in de trein en ruikt zichzelf. Het is gelukkig niet druk, de meeste mensen reizen kortstondig mee en verlaten na enkele haltes de trein.
Buiten miezert het, het is grijs en nabij het vriespunt. Er zijn weinig mensen op straat. Een groep zwerfhonden belaagt een oude vrouw die met haar lege plastic boodschappentas op haar heen slaat en onverstaanbaar tegen de honden schreeuwt. 
Een lange onopvallende jas is zo hoog mogelijk dichtgeknoopt en bedekt haar benen tot aan haar schoenen. Witte zoutsporen tekenen het leer van haar schoenen. Uit haar klamme jas pakt ze een witte envelop die niet nat mag worden en legt die op het tafeltje naast het raam. Ze verzinkt dieper in haar jas.
In gedachten beleeft ze de afgelopen avond waarin ze parmantig en onbekommerd over het ijs gleed. Als pronkerige prinses schoof ze in doorschijnend wit gehaakte trui over de baan op het grote marktplein. Rechte rug, zwarte krullen los; gevolgd door onrustige mannenogen.
Thuis gekomen keken haar moeder en drie zusjes haar met vermoeide ogen aan en draaiden de ruggen naar haar toe. Gesproken werd er niet, de gordijnen waren dicht. 
De trein verandert van rijrichting. Hobbelend rijden we langs buitenwijken. Elke paar minuten passeren we een anoniem sub-station; allen beginnend met dezelfde familienaam van het grote centrale station. Niemand stapt in, de coupé blijft leeg.
Buiten schieten de lantaarns aan. Zilverkleurig avondlicht maakt een ruzie tussen een paar kraaien pompeus. Woonkazernes zijn verbonden door gespannen internetkabels tussen de daken. In een van de appartementen, achter vitrage, staan mensen in een kring. In de verte klinkt een sirene.
Dit was de laatste bebouwing voordat de langgerekte dennenbossen beginnen. Het begin van deze arme grond is het teken een coupé op te schuiven. Ze is alleen. De duisternis valt, ze ziet zichzelf in de weerspiegeling van het glas. Ze staart naar haar scherpe gestalte en heeft niet door dat een vrouw links van haar de coupé binnenkomt. Ze schrikt van de uitgestoken hand, gestoken in zwart leer. Als versteend blijft ze naar de weerspiegeling kijken. Ze draait zich niet om. De hand reikt naar het tafeltje naast het raam en verwisselt de witte envelop met een tweede witte envelop. Dan draait ze zich met een ruk om en ziet de rug van een in lange zwarte jas gestoken persoon de coupé verlaten. Het is alsof ze zichzelf ziet weglopen, in haar eigen jas. Ze knippert met haar ogen, de witte envelop ligt nog steeds op het tafeltje. De trein komt tot stilstand en verandert van rijrichting.

Bergamo

door Petra Knötschke

Vanavond kip met knoflook. En aardappelen in een ovenschaal, denkt hij. Niet te ingewikkeld maar lekker en er gaat een goed glas wijn bij. David komt eten en ze hebben altijd veel te bespreken. Zijn mobiel piept en een onbekend nummer verschijnt op het display. Zal ik het wegdrukken, denkt Herman. Hij heeft geen zin in marketingpraatjes. Toch drukt hij verstrooid op het schermpje en fluistert aarzelend zijn naam. Het is zijn neef uit Keulen, hij is nu in Toronto en wil langskomen. Herman denkt aan zijn ovenschotel. Aardappeltje erbij, kippetje erbij. 'Kom eten!', roept hij spontaan, 'Man, wat heb ik jou lang niet gesproken'.

Een vaag gevoel van onrust bekruipt hem als hij zijn schotel uit de oven haalt. De geur van Italiaanse kruiden vult de keuken. De bel klinkt hard, het is tien voor zeven. Hij is vroeg, David geeft hem altijd een kwartiertje speling. Neef Claus stormt de kamer binnen en blijft wijdbeens staan. 'Goed om je te zien', probeert Herman nog, 'ga zitten, rood of wit?'
Claus spert zijn ogen wijd open en zet kracht door zijn handen op de stoelleuning te klemmen. 'Wat weet jij ervan?' 'Waarvan, man ga eerst even zitten, dan maak ik het eten klaar, zal ik je jas ....'. 'Van 10 oktober 1975'. Herman draait zich abrupt om, alsof er een vork in zijn rug gestoken wordt. 'Veertig jaar geleden, toen was ik zeven, wat bedoel je?' 'Achtendertig om precies te zijn', zegt Claus betweterig. Hij lijkt op Opa, denkt Herman.

De bel gaat weer en Herman loopt snel naar de deur. Het is David met een Montepulciano d'Abbruzo uit 2008. Het goede jaar, denkt Herman. David loopt met uitgestrekte hand op Claus toe en begroet hem hartelijk. Dan ziet hij de blik in zijn ogen en deinst terug. Voorzichtig zet hij de fles wijn op de tafel en verdwijnt de keuken in om een kurkentrekker te halen. '10 oktober', herhaalt Claus, 'Bergamo, druivenvelden, tachtig Duitse studenten, een cap year zoals ze dat nu zo mooi noemen'. Verdwaasd grijpt Herman naar het glas dat David voor hem neergezet heeft. 'Wat bedoel je?' vraagt hij zwakjes. 'Wat gebeurde er in die kelder?' vraagt Claus dringend. Voor zijn ogen verandert Claus langzaam in Opa, autoritair, groot en allesoverheersend. Herman wankelt, hij grijpt de rand van de tafel vast. David zet de kip met knoflook en aardappelen op tafel. 'Had je er nog een salade bij?' Hij stokt even in zijn beweging als hij het gezicht van Herman ziet. 'Kom ik schenk nog wat wijn in, ga zitten Claus'. Claus ontspant licht, pakt een glas en zakt neer op de stoel die David hem voorhoudt. Met een klap belandt Herman op de houten vloer. Hij grijpt naar zijn hals, zijn hoofd is opgeblazen en steekt rood af bij zijn witte overhemd. Er parelen zweetdruppels op zijn voorhoofd. Ze kijken er samen naar en heffen dan het glas. Claus prikt een aardappeltje en steekt het in zijn mond.

Tafelgesprek en doorlopend opzetje

door Marc van Bilderbeek

'Melk en suiker staan op tafel', zei de mevrouw achter het bureau.
'U mag de kopjes straks wel mee naar binnen nemen'.
Rebecca en Aaron namen plaats aan een ronde tafel waar een leesportefeuille op verspreid lag.
Achter het bureau is de deur naar de praktijk ruimte waar het gesprek zal plaatsvinden. Het is stil hier, alleen het snelle tikken op het toetsenbord door de mevrouw gaf onrust. De telefoon ging.
'Met de secretaresse van Professor Alberts... Ha mam.. nee ik ben hier nog even... Ja die twee... doei..'.
Rebecca hield de deur strak in de gaten, de koffie was al lang op. Aaron bladerde wat zonder te lezen. 
 
'Komt u verder', zei prof. Alberts met zijn hoofd om de deur. 'Ah u bent met zijn tweeën'.
Rebecca en Aaron kwamen binnen in een ouderwets kantoor met een statig bureau en namen plaats op hoge houten stoelen. Op het bureau een groen schrijfblad waar een vulpen en de leesbril van Prof. Albers op lagen.
'Wie van u is op het idee gekomen', vroeg hij met een bassende stem en pakte een formulier uit zijn bureaula.
'Aaron',zei Rebecca, 'Hij heeft ook de test gedaan, maar hij wist niet hoe lang het zou gaan duren.'
'We houden het zo kort mogelijk. Bent u wel eens eerder een lange tijd van huis geweest', vroeg hij aan Aaron en vervolgde,'Twee derde van het totaalbedrag wordt standaard vergoed, de rest moet u zelf bij elkaar brengen.'
'Zullen we niet gewoon beginnen', antwoordde Aaron en plukte nerveus aan het koordje van zijn capuchon.
'Ja daar bent u voor gekomen niewaar. De formaliteiten komen straks wel', zei Alberts, 'Wie van u gaat het doen?'
'Het lot moet beslissen', zei Rebecca en Aaron legde het muntstuk op het groene blad wat hij al in zijn hand had sinds ze binnen kwamen.
Met een glimlach pakte de Professor het warme muntje en zei tegen Aaron, `Dan bent u kop` en gooide het muntje op de tafel... munt.
'Moet ik iets uittrekken', vroeg Rebecca en trok vast haar jas uit.
'Misschien die trui ook', zei Alberts en liep naar de hoek van het kantoor. 'Gaat u op de rode stip staan alstublieft'.
Hij trok aan een koord en een oude schoolkaart rolde af naar beneden, de wereldkaart. Rebecca kreeg een zwarte
band om haar hoofd, zodat ze niks meer kon zien. Professor Alberts pakte haar hand en gaf haar een dartpijl.
'Alleen hoger, lager, links en rechts mag u zeggen', zei hij tegen Aaron, 'en niet zo voor de kaart gaan staan'.
 
Rebecca hield het pijltje omhoog en Aaron begon te roepen, 'hoger hoger lager lager, meer links, naar rechts rechts, meer links'. Rebecca gooide de pijl...
Aaron en de Professor snelde naar de kaart... 'Tasmanië', zeiden ze tegelijk. Rebecca kreeg een nieuwe pijl en met de aanwijzingen 'links links hoger lager', vloog de pijl door de lucht... 'New Orleans' zei de Professor en gaf de laatste pijl. Zonder op Aaron te wachten gooide ze pijl... 'de Noordpool gek'... fluisterde Aaron.